Afwisselend regen en warmte heeft mijn appelboom zo vol met appels doen groeien dat tijdens een stortregen met een paar flinke windvlagen een tak onder het gewicht is bezweken. Blaadjes en appeltjes van die half afgescheurde tak zagen er gisteren er nog fris uit, dus de sapstroom was voldoende gebleven. Deze winter zal ik alles boven de scheur moeten weg snoeien.
In de beschutting van die tak gebouwde vogelnestjes zijn nu open en bloot zichtbaar voor roofvogels. Ik zag een grote kraai met de eitjes aan de haal. Misschien worden er nieuwe nestjes gebouwd tussen de appels. Die kleine vogeltjes zijn heel fanatieke ongedierte bestrijders, die ik niet kan missen.
Vandaag is de tak helemaal afgescheurd. Met de takkenschaar kon ik die uit de boom los pulken en naar beneden krijgen. Ik moet nu ook iets doen met 20 kilo gave onrijpe appeltjes die in emmers staan te wachten. De rest van de appels groeit lekker door aan de goede takken.
Ik zou een deel kunnen schillen en de klokhuizen wegsnijden, om voor appelmoes en appeltaart te gebruiken. Maar van kleine appeltjes hou je dan weinig over. Even wassen en in de sapstomer gooien is het makkelijkst. Doorgesneden appeltjes ontsappen beter en als ik dan toch aan het snijden ben kan ik ook wat aan partjes snijden en in een compôte verwerken.
In onrijp fruit zit veel pectine. Bij appels vooral in schil en klokhuis. Door de schillen en klokhuizen te koken, laten afkoelen en door een doek zeven, hou je pectinerijk sap over, wat je weer kunt gebruiken voor het binden van jam van andere vruchten. Maar ik maak eigenlijk nooit jam. Veel te zoet. Misschien maak ik toch wat appelgelei voor in de yoghurt.
Vorig jaar maakte ik per ongeluk cider van rijp fruit. Ik twijfelde te lang over wat ik zou doen met alle schillen en klokhuizen die over waren na het maken van appel-peer-vlier compôte. Uiteindelijk heb ik ze toch maar met wat ander fruit in de sapstomer gegooid en alles in flessen gedaan. Een half jaar later bleek ik flessen cider te hebben. Was erg lekker.