Muziek lezen en schrijven leerde ik op de speeltuinvereniging tegenover de kleuterschool. Met balletjes en streepjes klanken tekenen, dat vond ik een briljant idee. Op de openbare lagere school begon het echte werk. Het schrijven van woorden en letters. Die lieve juffrouw Drachten leerde het me snel. Links en rechts maakte voor mij eerst nog weinig verschil, maar links schrijven mocht in die jaren nog niet. Het eerste schooljaar moesten we dat afleren, want in het derde jaar en hoger werd streng gestraft voor links schrijven.
Juffrouw Belt sloeg met de aanwijsstok op je lessenaar. Je moest je hand heel snel wegtrekken. Ik heb haar veel van die stokken zien kapotslaan. Toch waren er meer kinderen die in datzelfde jaar met het grootste gemak zowel links als rechts schreven. Namen weet ik niet goed meer, maar er was in die schooljaren 1 kind dat in prachtig schoonschrift met de rechterhand schreef en links net zo mooi, maar dan in spiegelschrift.
Belt stond te schreeuwen en te tieren voor de klas. Ze gooide graag de bordenwisser naar onze hoofden. Ze sleurde kinderen uit de banken, trok aan oren en als extra straf moest je uren in de hoek staan met je armen omhoog. Als de turfkachel brandde, dan deed ze het hek open, dat voor de veiligheid van de kinderen de hete kachel afschermde. Je moest dan voor straf achter het hek staan met je handen omhoog, vlak naast de hete brandende kachel. Als meisje had je dan al gauw schroeivlekken op je rokken. Omdat Belt zoveel stokken kapot sloeg, kreeg ze geen nieuwe sponsen en krijtjes meer. Ze ging te veel kosten vond Woelders. Dus moest onze klas het doen met een vieze vette stinkende versleten spons en een paar krijtstompjes. Gelukkig hadden we juffrouw Belt maar 1 jaar.
Voor Woelders was iedereen bang. Als je te laat was gekomen, iets had gezegd of je armen had laten zakken terwijl je in de hoek stond, dan moest je naar de kamer van hoofdmeester Woelders. Ik zorgde dat ik buiten handbereik van hem bleef, want Woelders was een perverse sadist. Ik heb hem zo hard aan de oorlellen van kinderen zien trekken, dat die inscheurden. Wie eenmaal een ingescheurd oor had, moest het steeds weer ontgelden, zodat het niet kon helen. Hij greep kinderen bij de kin en kneep dan zo hard mogelijk. Hij had ook een pen met een scherpe punt, die hij onder de kin van kinderen in het vlees stak. Ik bleef dus zo ver mogelijk weg bij die man. Riep hij dat ik dichterbij moest komen, dan hoorde ik dat liever niet. Franse les heb ik nooit willen hebben, want dat werd gegeven door Woelders.
In de eerste jaren dat ik op die school zat, moesten we luid stampend de klas uit marcheren, over de gang en de trap, als we naar het schoolplein gingen voor de pauze. Ik had er een hekel aan en moest altijd denken aan het beeldmateriaal over de oorlogstijd. In de naoorlogse films zagen we dat marcheren, stampen en de Hitlergroet brengen uit den boze was. De Hitlerbeweging en de Duitse soldaten waren fout werd ons verteld, maar wij moesten elke dag als militairen marcheren. In de Comedy Capers filmpjes had ik gezien hoe marcheren ook lachwekkend kon zijn. Op een dag werd ons verteld dat we extra netjes moesten marcheren, omdat er een schoolinspecteur kwam kijken. De inspecteur stond beneden, terwijl wij in gelid op de stenen schooltrappen stonden te stampen. Ineens kwam het in me op, dat netjes meedoen niet altijd goed was. Nu had ik de kans om de belachelijkheid van dat gestamp aan een buitenstaander duidelijk maken. Netjes in de maat liep ik de kinderen vóór mij voorbij, zoals ik dat bij een oefening van de drumband had geleerd. Vóór de andere kinderen aangekomen, maakte ik pas op de plaats. Ik keek de schoolinspecteur strak aan en salueerde, bracht de Hitlergroet en deed mijn arm strak naar beneden. Ik stampte nog 1x met elke voet en stond toen strak in gelid stil. Precies op tijd, want we waren getraind om elke dag weer zo stil te staan op de trap, waarna we op commando rij voor rij het gebouw uit mochten lopen. Niet veel kinderen merkten een verschil. Maar mijn timing was perfect. Voor de schoolinspecteur was de overeenkomst tussen deze gedrilde kinderen en het militaire gestamp van de afgelopen oorlog duidelijk. Wij hoefden daarna nooit meer te marcheren.
Dat, en de smerigheid van het gebouw, de stront aan de muren van de toiletten zonder WC papier, het sadisme van Belt, Bout en Woelders, is wat mij is bijgebleven van de Christiaan de Wetschool.
Eén gedachte over “Gribus”