Hij had pijn in zijn handen, de laatste keer dat ik hem zag. “Dat zijn kleine dingen.” antwoordde hij, toen ik vroeg wat er gebeurd was. Hij lachte erom. “Het is metaal, groot en zwaar. Dat komt wel eens op je handen terecht.”
Ik merkte dat zijn hele lichaam pijn deed. Hij ging vroeg slapen en zou me de volgende avond iets te eten brengen. “Je moet het proeven, ik ben benieuwd wat je er van vindt.”
De volgende dag kwam hij met een tasje, waarin een diepvriesdoosje met bevroren inhoud. “Ik kom je wat brengen. Sopropo heb ik gekookt. Een Surinaamse groente. Het is bitter maar wel lekker.” Bij het aannemen van het eten pakte ik zijn arm even vast. “Ik heb ook een Surinaamse worst, ik weet niet of je dat wil. Zeg me wat je er van vindt.”
Ontdooid in de magnetron smaakte het bitter, geurend naar kruiden die ik niet proefde. Warm gemaakt was het erg bitter, maar misschien moest het samen met spek gegeten dat er apart bij zat. Een aangebroken pakje ontbijtspek. Ook stijf bevroren. Gecombineerd werd het een vette hap, maar geen culinair genoegen. In de Sopropo bleek een stukje kippenvleugel verwerkt, dat weinig smaak had. Worst kon ik niet ontdekken in dit hapje bittere groente. Dat zal dus een grap of dubbelzinnige opmerking zijn geweest. Aan mij is dat soort humor niet besteed. Gelukkig had ik zelf ook al gekookt.
Langdurig gerijpte tomaatjes uit de tuin, kippenpoten, knoflook, koenjit, kipkruiden met zout, hoisinsaus, ketjap en water. Daarbij rijst gekookt met Chinese kool. Het was lekker. Ik schilde een appel, die nog niet rijp bleek. In stukjes gesneden, gemengd met kaneel en sucralose, werd dat na 2 minuten in de magnetron een lekker nagerecht.
Laat op de volgende avond belde hij en vroeg wat ik er van vond. “Na opwarmen te bitter. Had het spek er per ongeluk bij gezeten?” “Sopropo is in Suriname minder bitter. Dit vond ik niet lekker en het spek lust ik niet.” Had hij mij zijn ongewenste kliekjes uit zijn vriezer gegeven? “Ik wilde weten of het aan mij lag, of dat het echt te bitter was. In Suriname lustte ik het wel, samen met zoutevlees. Dat spek is zout, maar het lijkt er niet op.”
Op mijn vraag of hij nog gespeeld had antwoordde hij
“Ik ben niet eerlijk geweest, ik wilde je niet teleurstellen, maar ik ben gestopt.”
Het werk waarvoor hij had gebeden en gevast in de hoop het te krijgen, leek ideaal omdat het in de vroege ochtend begon, waarna hij alweer vroeg in de middag vrij was, zodat er nog tijd was om zich voor te bereiden en in de avond op te treden. Maar in werkelijkheid kon hij dat vaak niet meer, viel hij doodmoe in slaap, at niet meer. Het werk bleek zwaarder dan was voorgespiegeld. Of hij at hing te vaak af van de mensen die hem vroegen te spelen. Als zij hem niets gaven stond hij de hele avond met honger te spelen.
“Het ging niet meer, ik moest stoppen.”
“De hele dag bukken en tillen. Het is te zwaar, ik kan het niet meer opbrengen.” Na het werk was hij thuis even gaan liggen. “Zo veel pijn en moe. Ik ging op bed liggen en viel in slaap.” Die avond zou hij gaan spelen. “Veel te laat werd ik wakker. Snel gaan rijden, te hard, misschien heb ik een boete opgelopen.” Maar toen hij aankwam werd gezegd dat hij niet meer hoefde te spelen. “Ga maar weg, je bent te laat. Je hoeft nooit meer te komen.”
Hij had bericht ontvangen van een ander bedrijf. Lichter werk dichtbij huis. Niet meer tillen, minder uren, geen lange reistijd, maar ook lagere betaling en minder regelmaat. Wisselend op de dag en avond. Ook weekeinden werken. Hij zou geen andere afspraken kunnen maken. De volgende dag kon hij bedrijfskleding gaan passen.
(tekst © Vlierbloesem)
(muziek © Michael Wilbur)
Dat zijn dus geen kleine dingen. De saxofonist is te hard voor zichzelf.
LikeGeliked door 1 persoon
Enerzijds moet hij dat soort werk doen, omdat hij geen beter werk krijgt en inkomen nodig heeft.
Maar soms lijkt het alsof hij zichzelf steeds maar weer wil straffen. Na dat auto ongeluk ging hij in de rechtbank verklaren dat hij schuldig was aan moord. Hij werd vrijgesproken want een ongeluk is geen moord. Hij voelt zich bovenmatig verantwoordelijk voor zijn kinderen en vraagt niets van ze. De jongste, inmiddels ook volwassen zoon, woont in zijn huis, eet zijn eten en hoeft niets te betalen terwijl hij dat eigenlijk wel nodig heeft. Want: “Ik heb zijn moeder vermoord. Die kleine heeft zijn moeder nooit gekend.”
LikeGeliked door 1 persoon
Afwachten maar.
Er wordt wat afgesold met werknemers, vooral met ongeschoolden.
LikeGeliked door 1 persoon
Ongeschoold is hij eigenlijk niet, maar het werk dat hij krijgt is wel laag gewaardeerd werk.
LikeLike