De volgende ochtend kwam hij me een beker koffie op bed brengen.
“Ik heb er poedermelk in gedaan, niet de melk die jij meebracht, want die vertrouw ik niet.”
Was hij nu ook bang dat ik hem wat wilde aandoen? Maar nee, hij had een tijdje terug uit het pak melk in de koelkast willen drinken. Meteen weer uitgespuugd, omdat het niet alleen een vieze smaak had, maar ook bijtend in zijn mond voelde. Direct had hij zijn mond gespoeld. Het pak melk in de vriezer gezet, om te laten onderzoeken. Maar dat was de volgende dag verdwenen. Ik kan me herinneren dat zijn lippen gezwollen en verveld waren. Door bedorven melk, zei hij toen. “Kan dat komen door het zuur worden?” had hij mij die dag gevraagd. Ik vond dat heel onwaarschijnlijk.
Hij wilde dat ik goed zou opletten welk glas ik pakte om iets te drinken.
“Ze staan soms ineens met een barst in de kast. Dat is vreemd, want ik ben de enige die hier afwast. Een gebarsten glas zou ik nooit in de kast zetten. Ik heb hier wel eens met glas in mijn mond gestaan.”
In mijn bijzijn was hij wel eens een pakje nieuwe aanstekers kwijt geraakt, dat hij net in de kast had gelegd. Hij vroeg zijn zoon er naar, die zei nergens iets van te weten. Die jongen had iets in die kast gedaan, neergelegd of weggepakt, dat had ik niet kunnen zien. Ik ging zelf twijfelen aan wat ik zag. Zoekend had de saxofoonspeler gezegd: “Ik heb een duivel in huis”.
Ik heb hem naar een portemonnee zien zoeken, die ik kort daarvoor op tafel had zien liggen. Ik had geen idee waar die was gebleven en hij leek het ook niet te weten. Hij vroeg zijn zoon ernaar die een paar keer voorbij was gelopen en die wist van niks. Op dat moment vroeg ik me af wie er in de maling werd genomen door wie. Voerden ze samen een toneelstukje op om mij in verwarring te brengen? Maar mensen raken wel eens iets kwijt en hij sprak er verder niet over.
“Hou je tas bij je“, heeft hij me vaak gezegd. “Er verdwijnen dingen in dit huis. Ik ken niet alle vrienden van die jongen.” Toch heb ik die tas wel eens beneden laten staan terwijl ik boven was.
Nu gaf hij me zijn telefoon waarop Youtube filmpjes te zien waren over internet oplichting. Nigerianen die mensen geld afhandig hadden gemaakt en hardhandig gearresteerd werden. Waarom koos hij deze filmpjes?
“Altijd blijven ze ontkennen. Ze hebben niets gedaan. Terwijl ze de bewijzen laten zien blijven ze doen alsof ze onschuldig zijn.”
“Ik ga douchen. Hou deze goed bij je en blijf in de slaapkamer.”
De zelfde beller die hij de vorige avond niet wilde spreken, drukte hij weer weg, nam de niet aflatende beller uiteindelijk toch op en riep in het toestel: “Niet bellen.”, verbrak de verbinding en gaf mij het toestel weer.
Terwijl hij in de badkamer was, werd opnieuw gebeld. Ik nam niet op. Keek meer filmpjes. Het bellen bleef doorgaan en ook ik drukte de beller weg. Klaar met douchen nam hij de telefoon nu wel op.
“Ik heb je toch gezegd niet te bellen?”
Een vrouw antwoordde in het Surinaams.
“Spreek Nederlands.” hoorde ik hem zeggen.
“Waarom doe je zo? We hebben elkaar zo lang niet gezien?” was het antwoord.
“Ik wil niet dat je belt. Ik heb je niks te zeggen.”
Er kwam een heel verhaal dat ze vroeger toch goede tijden hadden gekend, dat ze een lang telefoongesprek hadden gevoerd en dat ze zich ongerust maakte.
“Ja, we hebben een lang gesprek gehad. Nee, we hoeven elkaar niet weer te zien. We hebben het goed gehad en ik heb de familie weer ontmoet, maar WIJ is verleden. Heel lang geleden. Ik wil niet dat je aldoor blijft bellen. Ik heb andere dingen te doen.”
Hij hing op.
“Ik heb Nederlands gesproken, dan kun je het verstaan. Anders denk je, wie is die vrouw nu weer. Zij is het waarmee ik in Suriname samenwoonde. Ze ging bij me weg en weg is weg. Later ging ik trouwen met de moeder van die jongens. En nu wil zij me weer claimen? Nee hoor.”
Opnieuw ging de telefoon. Dezelfde vrouw ratelde door in het Surinaams.
“Spreek Nederlands.” zei hij weer, “en laat me met rust.”
De telefoon bleef niet stil, maar hij drukte de gesprekken steeds weg.
Tegen mij: “Blijf even hier tot de jongen gedoucht heeft.”
Tegen de telefoon: “Jij ging weg, ik ben getrouwd en daarna is nog veel gebeurd. Je moet niet doen of wij samen getrouwd zijn.”
“Ik was ongerust toch. Ik wil weten hoe het gaat nu.” zei de andere kant.
“Luister, jij bent mijn vrouw niet.” Hij hing op en de telefoon bleef stil.
Hij vroeg mij “Wil je meer koffie?” Hij bracht me nog een beker koffie.
Ik hoorde dat ondertussen nog iemand ging douchen.
Hij vertelde over zijn vroegere relatie en hoe blij hij nu was dat hij met haar nooit trouwde “Met haar zou ik nooit rust hebben.” en even later:
“Jij wilde niet trouwen. Soms zou ik dat toch wel willen.
Maar aan de andere kant, misschien heb jij gelijk.
Jij wil je vrijheid en dat geef je mij ook.”
Hij pakte gewichten en ander trainingsmateriaal.
“Aan mijn conditie werken.“
Ging zijn oefeningen doen en vertelde:
“Ik heb de jongens, en haar kinderen aan elkaar voorgesteld. Ze kennen elkaar. Zij heeft ook problemen met haar kinderen gehad, vertelde ze.
Ik heb voor mijn kinderen gezorgd en alles gedaan om ze bij me te houden zodat ze niet in een tehuis zouden komen. Daar heb ik alles voor opgegeven. Nu heb ik problemen met ze.
Zij heeft wel afstand gedaan van haar kinderen en dat verwijten ze haar nu. Die hebben geprobeerd haar te vermoorden, zegt ze. Nu denkt zij dat ze mij ook dood willen.
De jongen heeft mij nu gedreigd. Hij wil het huis niet uit en vindt dat ik weg moet. Liefst dood, dan betaalt de verzekering aan de kinderen. Dat heeft hij zo gezegd. Maar dat gaat niet gebeuren hoor. Liever verkoop ik dit huis, dan ben ik van die hele rotzooi af.”
Het was stil geworden in de badkamer. Ik kon gaan douchen. Leende zijn badjas en realiseerde me dat het eigenlijk een heel oude dames badjas was. Nog van zijn overleden vrouw? Ik zal hem er niet naar vragen en hem geen andere aanbieden. Hij wil misschien vasthouden aan die paar dingen die nog van haar waren.
We kleedden ons aan, hij pakte brood en eieren. Bood aan: “Ik ga een spiegelei voor je bakken.” maar het werd een rommeltje.
Hij lachte. “Weer mislukt. Ik kan geen spiegelei bakken. Dat lukt me nooit.”
Het werden roereieren met uisnippers, kruiden en zout. Dat smaakte goed.
“Je eet nu je eigen brood, boter en eieren.” zei hij. “De koffie heb jij gebracht. Alle eten hier is nu van jou. Die jongens deden dat nooit. Ze kunnen alleen maar halen, nooit brengen.”
Hij vroeg me de vitamines en mineralen te geven. Hij was vergeten hoeveel hij van elk zou moeten nemen en had daarom maar van elk potje één genomen. “Toch voel ik het. Als ik die dingen niet vergeet voel ik me beter. Meer wakker. Levendiger. Maar dat probleem met het bedrijf dat geen loon wil betalen en wat de jongens nu doen, dat neemt mijn kracht weg.”
We namen de supplementen, aten brood en ei, dronken nog een beker koffie.
“Jij hebt de goede beslissing genomen dat je geen kinderen wilde.
Ik heb mijn hele leven erop ingesteld, alles opgegeven om voor die kinderen te zorgen. Nu gunnen ze me zelfs mijn leven niet meer. Ze wensen me dood.
Maar ze vergeten één ding: Wat je zaait zul je oogsten.”
(tekst © Vlierbloesem)
(muziek © Raybandz Saxz)
Sjonge, dit is een eng verhaal aan het worden.
LikeGeliked door 1 persoon
Tja, dat wist ik ook niet van te voren.
Ik verlies er lezers door. Mensen die het geen gezellig verhaal meer vinden. Maar het is zoals het is.
LikeLike