Het is altijd donker op de trap. Boven is verlichting. Beneden kun je ook een lampje aandoen, maar dat laat zich boven niet bedienen. Je loopt dus naar beneden vanuit een verlichte ruimte naar het donker. De sleetse treden kraken zelfs als er niemand op loopt. De trapleuning is al eens los gekomen uit de muur. Verplaatsing heeft dat niet opgelost. De muur is te zacht voor een veilig bruikbare trapleuning.
Met een stapel wasgoed liep ik de trap af, een shirt viel voor mijn voeten en ik lag beneden. In een rare houding met dubbelgeklapte benen onder mijn kont kon ik niet opstaan. Op roepen kwam geen reactie. Mijn mobieltje zat in de jas aan de kapstok, net buiten mijn bereik. Het duurde even voordat ik kon kruipen naar een krukje dat me steun gaf om overeind komen. Pijnlijk, maar ik loop alweer.
Als kind ben ik nooit van de trap gevallen. Toch was ik er bang voor. Elke nachtmerrie eindigde met de val van een hoge trap. Bovenaan stond Opoe Hoekema in haar zwarte jurk.
Opoe was de moeder van de moeder van mijn moeder. Acht zonen had ze verloren aan de Spaanse griep. Haar beide dochters waren zelf bejaard en niet in staat voor haar te zorgen. Oudtante Martha Ringeling was getrouwd met de invalide geworden ome Willem. “Moet ik dan gaan bedelen?”, hoorde ik hem eens huilen. “Hoe moet ik dat doen. Ik kan zelfs de trap niet meer af.” Dat was op een nieuwjaarsdag, de verjaardag van Oude Martha. De hele familie kwam appelflappen eten. Wie het kon missen, gaf dan wat geld. Nichtje Rie Appel werkte voor een hongerloontje. Recht op een minimumloon had ze niet. Het minimumloon is in Nederland pas ingevoerd op 27 november 1968, toen iedereen met ingang van 1969 tussen 23 en 65 jarige leeftijd bij een volle werkweek recht kreeg op 100 gulden bruto loon in de week.
De moeder van mijn vader had nog een man met inkomen en veel kinderen om een beetje bij te springen. De zusters van mijn moeder zouden voor hun schoonouders moeten zorgen en mijn ouders zorgden voor mijn oudste Oma, de moeder van mijn moeder. Er bestond in die tijd geen A.O.W. Armenzorg was afgeschaft. Invaliden konden een bedelvergunning aanvragen. Ouderen moesten door familie worden verzorgd en onderhouden. Vrijwillig of onder dwang.
Als kleuter werd ik elke week in een kinderwagentje gezet en overladen met verse groenten en fruit uit de volkstuin. Zo gingen we naar Oma. Mijn moeder gaf haar geld voor de boodschappen en de huishuur. Ze stopte het eten in de keukenkasten. “Geef Opoe de helft”, zei Oma wel eens.
Van staatswege waren de onderhoudskosten voor Opoe Hoekema toebedeeld aan tante Cornelia. Die kwam niets van harte brengen. Ze had er lol in om bij Opoe aan te bellen en het geld onderaan de trap te leggen. Op een leeftijd van bijna honderd jaar kon Opoe die hindernis bijna niet meer nemen en toch werd ze daartoe gedwongen. Was ze niet snel genoeg beneden, dan had de benedenbuurvrouw het geld te pakken en zat Opoe een hele week zonder.
Opoe Hoekema woonde dicht bij Oma. De bakker kwam elke dag en bracht haar half broodje boven. Als ze geen geld had, bracht hij het bericht over aan haar dochter, mijn Oma. We liepen dan van Oma door naar Opoe om geld en eten te brengen. Mijn moeder betaalde dan de huur voor twee woningen en moest die week zuinig aan doen, om de eigen huur nog te kunnen betalen. Soms moest ze met de eigen huisbaas onderhandelen over latere betaling van de huur. Gelukkig bestond er toen nog wel huurbescherming, zodat de verhuurder een bewoner niet zomaar het huis uit kon zetten. De huren waren in die tijd een heel stuk lager dan nu en uit de volkstuin kwam veel fruit en groente.
Dat werd anders door de stadsplanning. Jaren voordat er werkelijk gebouwd werd, moesten de volkstuinen aan de rand van de stad ontruimd worden. Voor ons en de konijnen moest alles voortaan duur gekocht worden. Het laatste konijn werd geslacht en er kwam geen nieuwe. Voortaan vertrokken we met een leeg kinderwagentje en deden onderweg naar Oma een paar boodschappen. Had Oma gevraagd om aardbeien of een bosje radijs, dan viel de prijs vaak tegen. “Is het weer te duur?” riep de marktkoopman dan.
Maar op de terugweg naar huis, moesten alle kramen van hun overschot af. De radijs werd dan verkocht voor een vijfde van de prijs van die ochtend. Aardbeien gingen per slof van twee kilo weg voor een kwartje. Als het gewicht te zwaar werd om bovenop mij in het wagentje te stapelen, dan liep ik graag om al dat lekkers naar huis te duwen. Want ik kon al best een eindje lopen.
Oma kwam zelf ook wel eens bij ons thuis op bezoek. “Ga Oma’s tas maar dragen”, zei mijn moeder dan en ze stopte een briefje klein gevouwen papiergeld in mijn hand. Van Oma mocht ik snoepjes uit haar tas pakken en het geld stopte ik er stiekem in. Oma deed alsof ze dat niet wist. Soms had Oma brieven om te lezen. Ze zag zelf niet meer zo goed. De huur werd verhoogd. Of de kolen moesten betaald. In 1956 kreeg Oma bericht dat de Algemene Ouderdoms Wet werd ingevoerd. “Krijg ik dat nou elke maand?” vroeg ze. Maar ze zou het voortaan elke week krijgen. “En dat is voor iedereen die 65 jaar is?” Ze voelde zich er rijk mee. “Nu hoef ik me nooit meer zorgen te maken over de kinderen en kleinkinderen. Want als die oud zijn, dan krijgen ze het ook.”
Helaas, dat had ze mis. Die zekerheid bleef niet lang bestaan. Nog geen 50 jaar later wilde een religieuze partij “de A.O.W. verhogen”. Ze ronselden daarmee stemmen in bejaardenhuizen, maar bleken niet het A.O.W. bedrag te willen verhogen, maar de A.O.W. gerechtigde leeftijd. En het duurde niet lang, of andere politici stemden daar mee in.
Eerst kregen mensen hun A.O.W. pensioen een paar maanden later uitbetaald. Veel bejaarden kwamen zo in de schulden omdat er maandenlang geen inkomen was. Daarna moesten ouderen jaren langer wachten tot ze hun A.O.W. kregen. “De A.O.W. moet verhoogd, want we worden met zijn allen steeds ouder.” kakelden politici elkaar na.
Zou ik zelf dan nog ouder worden dan Opoe? Niemand weet dat van te voren. Maar het plan is om de A.O.W. leeftijd te blijven aanpassen aan de gemiddelde levensverwachting. Steeds meer mensen zullen sterven voordat ze aan hun A.O.W. toekomen. Wie een extra pensioen verzekering heeft, krijgt daarvan ook steeds minder uitbetaald. Straks krijgt niemand meer A.O.W. Geen armenzorg of invaliden uitkering. Ouderen moeten dan weer door familie worden onderhouden. Vrijwillig of onder dwang. Kinderen moeten hun bejaarde ouders geld en eten brengen. Opoe zal weer de trap af moeten, ook al kan ze dat eigenlijk niet meer. Of ze moet haar woning uit en krijgt van de kinderen een bordje pap en bedje onder de trap.