Collega’s van de nachtploeg hadden een inlogcode op het computersysteem. Van iedereen werd een verslag in het logboek verwacht, waarvoor hij een eigen code zou moeten krijgen, maar daar moest hij lang op wachten.
Hij zag hoe iemand met een lege tas binnenkwam en met een volle tas naar buiten liep, de buitendeur op een kier liet staan om onaangemeld heen en weer te kunnen gaan, steeds met zware volle tassen naar buiten lopend.
Verslagen hoe de nachten waren verlopen schreef hij voorlopig in een boekje. Nog steeds had hij geen toegang tot het systeem waarin dat eigenlijk zou moeten. Een collega schreef zijn tekst in dat systeem. Het viel hem op dat die collega een andere naam gebruikte dan waarmee hij werd aangesproken.
“Ben je familie van mij?” had hij de collega gevraagd, die snel het scherm sloot. Die collega had de inlogcode gebruikt waar hij al zo lang op zat te wachten en schreef nu een verslag in naam van de speler.
Dat was in opdracht, beweerde hij. Voorlopig zou hij het verslag van de speler moeten schrijven, zolang die nog niet met de computer kon omgaan. Speler maakte bezwaar, wilde zijn toegangscode om zelf zijn verslag te schrijven, maar kreeg die niet. De collega zette het scherm op zwart en liep van de computer weg. Het bestand bleek nog open te staan, zodat de speler zijn eigen verslag kon schrijven, maar de collega wiste dat weer.
Hij vertelde het mij en wist niet wat hij moest doen.
“Melden.” zei ik. Maar de leiding was slecht bereikbaar. Meldingen moesten via het computersysteem waar hij geen toegangscode voor had. “Stuur thuis een e-mail met je eigen computer. Die mail zien ze als ze gaan werken. Meld kort en zakelijk wat er aan de hand is. Dat je al lange tijd wacht op je inlog code en nu hebt gezien dat een collega die gebruikt. Dat verslagen die tot nu toe namens jou zijn ingediend niet door jou zijn geschreven, maar zonder jouw medeweten door een ander. En dat je nog steeds zelf geen code hebt om je verslag te kunnen schrijven.”
De coördinator organiseerde een gesprek met alle collega’s. De speler werd er van beschuldigd elke nacht veel lawaai te maken en niet met het computer systeem om te kunnen gaan. Anderen moesten noodgedwongen zijn verslag invullen. De collega’s vormden een goed team, maar hij paste daar niet in.
“Ik geloof dat ik de verkeerde afslag heb gekozen.” reageerde hij. “Ik had beter niet hier kunnen gaan werken. Ik heb beter betaald werk laten lopen voor deze baan.”
Hij voelde zich ziek van teleurstelling en zoveel aversie tegen hem. Meldde dat hij met het werk wilde stoppen.
De coördinator belde hem thuis. Probeerde hem er van te overtuigen om te blijven.
“Als je vertrekt heb je verloren.”
Hij had een reeks vrije dagen.
“Neem nu je rust, maar kom daarna gewoon op het werk. Het komt wel goed, geloof me.”
“Ik heb het verpest. Als ik het niet had afgezegd, zou ik vandaag die test hebben gedaan. Op een vrije dag. Dan had ik beter betaald werk kunnen krijgen. Ik heb ze gebeld, dat ik het toch wilde gaan doen, maar ze willen me niet meer.”
“Dan hadden ze je nog steeds laten wachten zonder inkomen. Bij het snelste bedrijf gaan werken was een goede beslissing, maar je had dat andere gewoon door kunnen laten lopen. Dan hoefde je pas definitief te beslissen als zij eindelijk klaar waren, want in je proeftijd kun je nog elke dag vertrekken.”
“Ik had naar je moeten luisteren.”
“Het bedrijf waar je solliciteerde is niet het bedrijf waar je zou gaan werken. Ze doen alleen de werving. Waarschijnlijk zijn er meer bedrijven die voor de zelfde baan iemand zoeken. Kijk wie er nog meer met dat werk adverteert.”
Hij zocht en vond. Er was nog een wervingsbedrijf dat voor de zelfde baan iemand zocht en de instelling waar het werk gedaan zou moeten worden, adverteerde ook zelf. Hij kon er rechtstreeks solliciteren.
“Dat is beter. Je kunt beter rechtstreeks bij de overheid werken dan via een bedrijf dat nog een provisie wil van jouw salaris.”
We lazen alles goed door en schreven samen de sollicitatie.
Daarna was het weer afwachten, welke reactie zou volgen.
Ik heb hem aangeraden niet zelf ontslag te nemen bij de instelling waar hij nu werkte.
“Ontslag nemen betekent alle rechten op een uitkering kwijtraken. Laten zij maar het initiatief nemen om je te ontslaan. Als je daarna niet snel werk kan vinden, heb je in ieder geval na 3 maanden recht op een uitkering. Zonder inkomen kun je niet leven. En vraag die zoon van je om zijn bijdrage te betalen aan de extra heffingen die je weer moet betalen omdat hij zich niet op zijn eigen adres wil inschrijven.”
De volgende dag verwachtte ik dat hij thuis zou zijn, maar ik kreeg geen contact met hem. Hij nam de telefoon niet op en reageerde niet op de deurbel. Ik stuurde een tekstbericht.
“Nog steeds in diepe slaap? Als je nog leeft dan hoor ik wel van je.”
Ik deed verder geen moeite meer toen er geen reactie kwam.
Na drie dagen stuurde ik een kort bericht.
“?”
Hij belde me. Verontschuldigde zich. Hij was down door de tegenvallers op zijn werk. In zijn proeftijd zouden ze hem elke dag kunnen ontslaan en dan was er weer geen inkomen. Maar er lagen wel aanslagen voor de gemeentelijke en waterschaps heffingen.
Hij was naar zijn zoon gegaan om hem de afgesproken bijdrage te vragen. Die stond nog steeds ingeschreven op het adres van zijn vader. Zijn zoon had gezegd hem niet te kunnen betalen, maar gaf hem wel tabak en wiet.
Hij had het aangenomen en was weer dagenlang gaan liggen suffen in bed.
Ik vroeg of hij besefte waarom hij die wiet gekregen had. Eigenlijk zag hij ook wel dat zijn zoon hem in de maling nam en van zijn zwakte gebruik maakte.
Voor iedereen had hij zich afgesloten. Voor mij en ook voor de groep waarmee hij zou spelen. Hij verontschuldigde zich, had ze laten zitten, was niet komen opdagen en had op geen enkel bericht gereageerd. Zijn telefoon stond uit omdat hij niemand wilde spreken.
Nu vroeg hij mij of ik kwam eten. Dan zou hij gaan koken van wat er nog in de vriezer was.
Daar was hij al mee bezig toen ik aan de deur stond.
Ik hoorde zijn gesprek met de manager van de groep. Die was al bekend met zijn contact mijdende perioden.
“Ik weet dat het fout is. Ik moet sterker worden. Maar als ik mijn afspraken niet hou dan schaam ik me en dan kan ik het contact niet aan. Ik heb geen excuus toch? Ik schaam me.”
Tijdens het eten kwam hij met een oplossing: “Als jij er bent krijg ik weer energie. Nu voel ik me meteen een stuk beter. Ik ga je een sleutel van het huis geven. Dan kun je naar binnen als ik weer zo doe. Jij maakt dat ik meteen wakker ben. Voor mijzelf kook ik niet, voor jou wel. Jij brengt positiviteit. ”
Het eten was goed. We bleven nog wat praten tot ik naar huis wilde gaan. Hij vroeg hij me langer te blijven.
“Heb je haast? Of kun je wachten tot we samen vertrekken?”
Ik bleef, tot we ieder in onze eigen auto stapten. We moesten de zelfde richting uit. Ik naar huis, waar mijn kat stond te wachten. Hij naar zijn werk, met tegenzin.
“Ik moet. Ik vind geen ander werk. Ze vinden me overal te oud en dat andere bedrijf wil me niet meer. Omdat ik ze heb afgezegd vinden ze me nu onbetrouwbaar.”
(tekst © Vlierbloesem)
(Muziek © Seal)