Windstilte maakte dat het ook op een beschaduwde plek in mijn tuin erg warm was. Zijn auto verscheen op de parkeerplaats. Ik pakte mijn tas en liep er heen.
Terwijl ik instapte barstte hij in tranen uit.
“Het is niet om mijn vrouw, maar om alle rotzooi die daarna kwam. Met de kinderen en zo. Al die jaren.”
“Je hebt een moeilijke tijd gehad, maar nu gaat het beter worden. Die kinderen zijn volwassen. Ze kunnen voor zichzelf zorgen.”
De tranen stroomden nog harder. Ik stelde voor dat hij de auto op een rustige plek zou neerzetten om te praten.
“Is mijn zoon thuis?“
“Ik denk het wel. Ik zat hier in de tuin en ik heb zijn stem gehoord.“
Hij reed de auto achteruit weg, om niet langs het huis van zijn zoon te hoeven, zocht een rustige parkeerplek, maar daar liepen veel honden uitlaters en ergens anders wilde hij niet staan omdat er iemand woonde die hij kende. Ondertussen stopten zijn tranen.
“Kun je zien dat ik gehuild heb?”
Ik pakte een schone zakdoek om zijn gezicht droog te maken.
“Ogen dicht.”
Hij deed het, maar opende direct zijn ogen weer.
“Wat doe je?”
“Je wimpers drogen. Ogen dicht.”
Ik liet het papieren doekje zijn traanvocht opzuigen.
“Even met je ogen knipperen.” Hij deed het.
“Een volwassen man hoort niet te huilen. Dan ben je geen man.“
“Jawel, je kunt lachen en huilen, dan ben je een echte man.”
Hij reed naar de supermarkt, om nog iets te kopen voor het eten. De airco van de auto werkte niet. Het was te warm om in de auto te blijven zitten, dus stond ik er liever naast. Zijn zoon liep langs en groette me. Even later kwam hij zelf weer naar buiten. De winkel had niet wat nodig was en hij had daar binnen zijn zoon ontmoet. Die zou later ook nog even op het feestje komen. Zijn gezicht stond vrolijk. Praten wilde hij niet meer.
Hij reed naar een ander winkelcentrum, op zoek naar de rest van de boodschappen, wat te drinken en te snoepen voor de gasten en dat specifieke ingrediënt. Mijn lange blouse wapperde in het zuchtje wind dat heel even over het parkeerterrein blies.
“Ooh, jij bent sexy.”
“Kokkie wil altijd dat ik deze blouse helemaal dichtknoop, maar het is zo loshangend bedoeld over het topje dat er bij hoort.”
“Dit is mooier, hoor.”
Hij gaf me zijn bankpasje, we verdeelden het shoppen, gingen ieder naar andere winkels, tot we alles hadden.
Het speciale ingrediënt vond hij in de Turkse winkel. Blij kwam hij op de auto toelopen, waar ik al was.
“Zij hadden het nog wel. Ik had er zelfs twee kunnen kopen.”
“Waarom deed je dat niet?”
“Zou ik dat doen?”
“Ja.”
“Ja hé? Dan heb ik het maar.”
Alle verdriet leek verdwenen.
(tekst © Vlierbloesem)
(muziek © Michael Wilbur)