De volgende ochtend werd ik wakker terwijl hij op zijn knieën naast het bed zijn god bedankte voor een goede nachtrust, voor het inzicht dat hij had gekregen en voor mijn aanwezigheid. Tot mijn verbazing hoorde ik hem ook nog zeggen:
“Bedankt voor de pijn.”
Hij liep de trap af en kwam boven met koffie.
“Pas op, het is heet. Ga eerst goed rechtop zitten.”
Ik pakte de koffie aan. Hij dronk zijn eigen beker leeg en vroeg of ik meer wilde.
“Heb je honger?”
Voordat ik iets kon zeggen begon mijn maag te knorren.
“Dan weet ik het wel”, reageerde hij.
Bracht me een volgende kop koffie, was even bezig in de keuken en gaf me brood met roerei.
Hij kwam naast me in bed zitten met zijn eigen ontbijtje.
“Ik moet voor je zorgen toch? Je hebt zo veel voor me gedaan, jij zorgt voor mij, ik zorg voor jou.”
Bruin brood had hij nu gekozen.
“Je had weer gelijk. Ik had buikpijn vannacht, door al dat witte brood. Het zat allemaal vast, het wilde er niet uit.”
“Ben je het nu kwijt?”
“Nog niet alles. Ik voel het nog zitten.”
“Dan moet je veel drinken. Koffie is laxerend, maar je plast er ook meer door. Als je alleen koffie drinkt, ga je uitdrogen. Je moet ook water drinken. Dan wordt het zachter en dan komt het wel los. Een beetje bewegen helpt ook.”
“Je bent goed voor me. Ik moet goed voor jou zijn. Dat ben ik verplicht. Als god je iemand zendt die goed voor je is, dan moet je zorgen dat het die persoon ook goed gaat. Dat moet. God heeft me dat laten zien.”
De kerk beviel hem steeds minder. Het rigide vasthouden aan de wekelijkse rustdag als verplichting schuurde met zijn dagelijkse realiteit.
“Het voelt niet goed. Als je elk weekeinde vrij hebt of helemaal niet werkt, is het makkelijk om je aan de rustdag te houden. Als je niks te doen hebt kun je hele dagen vullen met bidden. Dat kan ik niet. Ik moet werken.”
Ik had hem daar zien spelen alsof hij het met alles eens was, maar het strookte niet met wie hij buiten de kerk was. Ik zei er niets van, want hij moest zijn eigen beslissingen nemen, maar hij gedroeg zich er niet zoals hij normaal was en hij kwam er door met zichzelf in problemen.
“Ik wil niet onvriendelijk doen, maar ik moet ook eerlijk zijn. God heeft het me laten zien. Ik zit daar als een huichelaar. Te doen of ik het allemaal nog geloof. Ik zit daar te liegen. Ik voel me dan schuldig, maar ik zie wat ze doen. Dat strookt niet met wat ze zeggen. Het is niet volgens de bijbel. Ik kan daar niet meer aan mee doen.”
Terwijl ik douchte kwam hij voor een pijnlijke sessie op het toilet zitten. Verontschuldigde zich dat ik van de geur mocht meegenieten, die hij beperkte door na elke drol direct de toiletpot door te spoelen. Daarna spoot hij een geurtje de ruimte in, dat stank overstemde, maar waarvan ik moest niezen.
“Ze oordelen vaak over anderen, terwijl ze verkondigen dat het alleen god is die kan oordelen.“
Beneden zaten we naast elkaar op de bank. Hij zocht in zijn telefoon naar de vele plaatjes en teksten die hij had opgeslagen. Liet me een uitnodiging zien met een huwelijksaankondiging. Op een datum lang geleden, zouden “twee mensen elkaar het ja woord geven en ze worden één vlees” stond er. Eigenlijk vond ik het een onsmakelijke tekst.
Hij vertelde:
“Ik zou gaan trouwen. Vandaag precies 10 jaar geleden. Mijn vrouw was dood. Ik had veel verdriet, voelde me eenzaam. Ik bleef alleen achter met kleine kinderen. Die vrouw zou met de kinderen helpen. De kerk vond dat we moesten trouwen. Alles was geregeld. Veel mensen uitgenodigd, afspraken gemaakt, veel kosten. Maar ik heb het afgezegd. Op het laatste moment. Ik heb er geen spijt van, dat ik het niet heb gedaan. Ik ben beter zo. Liever alleen dan met die vrouw.”
Schuivend over de bank ging hij op een afstand zitten.
“Die vrouw woonde al in mijn huis. Maar ik wilde niet. Ze moest vertrekken. Ik kon zolang bij Sjamaan in huis wonen tot ze weg was. Ik had het moeilijk. Die vrouw stond me tegen. Ik kon niet. Ze vonden dat ik met haar moest trouwen maar ik kon niet. Hij heeft me in die tijd geholpen. Sjamaan heeft me toen opgevangen. Daarom heb ik wel veel respect voor hem. Maar die anderen…”
Hij was even stil. Ging weer dicht bij me zitten en vertelde verder:
“Jij begrijpt beter wat god bedoelt dan die mensen. Ik ga niet meer hoor.”
“Wat bedoel je?”
“Ze doen zo heilig maar ze roddelen en liegen. Ze willen mensen bekeren en sluiten ze dan uit. Als alleen mensen die precies zoals zij denken in de hemel komen, dan zijn dat er heel weinig.
Zou Jezus al die moeite hebben gedaan om alleen dat kleine groepje uit te nodigen in de hemel?”
Hij besloot: “Ik mag niet zeggen wat jij moet doen, maar ik ben er klaar mee. Ik ga niet meer en ik wil ze niet meer hier.”
“Ik ben er nog niet klaar mee. Er zijn nog dingen die ik wil weten. Maar ik denk dat ze niet allemaal zo gelovig zijn als ze willen doen geloven. Niet allemaal. Een paar hebben verborgen bedoelingen en er zijn mensen die een ander blindelings volgen. Ik wil meer weten, daarom ben ik nog niet met ze klaar.”
(tekst © Vlierbloesem)
(Muziek © R.E.M.)
Wat moet dat veel energie kosten om zo bezig te zijn met wat geloof je wel of niet brengt. En constant te analyseren waarom iets wel of niet gebeurt en waarom. Johmar
LikeLike
Toch geef ik daar liever aandacht aan, dan aan een kruiswoordpuzzel.
LikeLike
Snap ik op zich, maar een kruiswoordpuzzel is voor mij ontspanning en training voor mijn hersenen.
LikeLike
Ik train mijn hersens met andere puzzels.
LikeLike