“Heb je van die snoepjes gegeten?”
“Ja, ik heb de cake gegeten en ook wat andere dingen.”
“Ik weet niet of dat wel goed is. Ik heb er ook van gegeten en nu heb ik vreselijke pijn in mijn buik.”
“Ik heb geen last. Denk je dat er iets aan mankeert?”
“Heb je alles gegeten?”
“Nee, af en toe wat. Waarom?”
“Het is nog niet op?”
“Nee.”
“Die zure vruchtjes ook gegeten?”
“Ja, die heb ik geproefd.”
“Heb je geen last van?”
“Ik niet, maar ik heb er niet veel van gegeten.”
“Ja, jij kan dat. Je neemt één snoepje en je hebt nergens last van. Ik ga alles eten en word er ziek van. Jij bent sterk en jou raakt het niet.”
“Er is wel meer zuur snoep. Zuur en toch lekker. Ik heb rabarber in de tuin en rode bessen. Die vind ik ook lekker.”
Ik heb hem aangeraden warme melk te drinken. Of dat echt zou helpen wist ik niet, maar het was wat ik zelf zou doen om de maagpijn te verzachten.
“Die pit kun je niet eten.”
“Heb ik ook niet geprobeerd.”
“Die is hard, die kan je tanden breken.”
“Dat zou kunnen.”
“Pitten zijn niet goed voor je maag.”
“Heb jij de pitten gegeten?”
“Nee, sambal met pitten eet ik ook niet.”
“Sambal eet ik helemaal niet.”
“Jij bent voorzichtig.”
“Ik vind het gewoon niet lekker.”
“ Jij bent sterk. Ik vind het leuk hoe je met problemen omgaat. Je blijft rustig en komt met een oplossing. God beschermt jou. Je hebt rust en inzicht.”
Hij vertelde iets dat hij in de bijbel had gelezen, maar ik vergat direct weer waar dat over ging. Slaperig hoorde ik aan, hoe hij naadloos overging op commentaar over wat hij op zijn televisie zag. Ik lag in bed en hij ook, aan de andere kant van de telefoonlijn.
“Aaaah, die vind ik zo mooi.” riep hij ineens uit. “Die dikke schaatsdame.”
Een reclame voor maandverband, waarin een dikke jonge vrouw laat zien hoe ze ongehinderd haar pirouettes draait. Een jaar geleden ergerde hij zich nog over dat soort reclames op tijden dat kinderen nog niet naar bed waren.
“Dan zien die kinderen dat en wat moeten ze dan denken.” had hij gezegd bij een reclame waarin een vrouw in onderbroek te zien was. “Dat kan toch niet?”
“Waarom niet? Ze zullen hun moeder ook wel eens in onderbroek zien.”
“Niet alle kinderen hebben een moeder.” had hij gezegd.
“Dan leren ze van de reclame dat vrouwen ook benen hebben.”
“Vrouwen hebben ook benen, maar waarom laten ze alles zien, dat is toch niet netjes?”
“Waarom niet. Heeft god soms een ontwerpfout gemaakt?”
Hij had er over nagedacht en nu zag hij het anders.
“Kijk hoe soepel ze beweegt met dat dikke lijf. Dat is mooi.”
(tekst © Vlierbloesem)