Het was koud in zijn huis. Alles was verplaatst. Kastjes van de muur geschoven en leeg gehaald. Op de vloer lag een plastic zak met een verdroogd half vergaan stuk van een plant.
“Niet aankomen.”
De saxofoonspeler leek het stuk organisch materiaal gevaarlijk te vinden. Ik herkende het als iets wat mijn Surinaamse lerares had laten zien in de eerste jaren van de basis school. Ze had de hele klas meegenomen naar het turf hok, liet zien hoe de turf lag opgestapeld. Turfbroodjes waar de kachels van de school op brandden. Er liep ook wel eens een muisje, vertelde ze, maar muisjes deden een mens geen kwaad. Je hoefde er niet bang voor te zijn.
Waarom ze dat vertelde bleek later, toen een andere lerares me voor straf in het hok opsloot, waar al een kind huilend in het donker zat. Met de kennis die de Surinaamse Juf had overgebracht ging ik naast het bange kind zitten om haar te troosten. Wie dat was heb ik nooit geweten. Het was volledig donker in dat hok. Ik zag haar niet en zou haar nooit herkennen.
Hoe de turf er uit zag liet de Surinaamse lerares ons ook zien. Ze nam een turfbroodje mee de klas in en ploos het uit. Het waren droge planten. Vergane groeisels van lang geleden, samengeperst en jaren later uitgestoken en gedroogd om de kachel op te branden. Soms kon je nog grote planten ontdekken in zo’n stuk turf.
Dat is wat ik herkende in die plastic zak. Een herkenbaar plantdeel zoals je uit een turfbroodje kon peuteren. Niets om bang voor te zijn.
Maar de saxofoonspeler schrok er van, toen hij dat achter een kastje tegenkwam. Hij kende het ook, maar niet zoals ik het kende.
“Laat daar liggen. Ze gebruiken dat bij winti. Ze werken ook met giftige stoffen. Bedwelming waarvan je je verstand kan verliezen. Raak het niet aan.”
Ik vertelde hem over mijn Surinaamse lerares en het turfhok.
“Hier werd vroeger de school mee verwarmd.”
“Zo ken ik het niet. Dit gebruiken ze bij winti om mensen in hun macht te krijgen.
Jij bent er niet bang voor, maar als ze gif gebruikt hebben kun je wel vergiftigd worden. Ik moet dit vernietigen.”
“In de vuilcontainer voor restafval is het beste. Dat gaat naar de vuilverbranding.”
“Iemand heeft dit in mijn huis gebracht. Achter dat kastje lag het. Ik maak alles schoon, want ik weet niet wat voor rotzooi hier nog meer is verstopt.”
“Daar had je kleine flesjes staan.”
“Shotjes, die had ik neergezet voor gasten die sterke drank willen.”
Kleine flesjes met een borrelglaasje er bij in feestverpakking. Er hadden bij zijn verjaardagsfeest een paar gestaan voor de gasten. Ze waren allemaal snel weg. Iemand zag ik er wat van pakken en aan zijn vrouw geven die ze in haar tas stopte. Die zelfde man zag ik zoiets als die plastic zak achter dat kastje laten vallen. Het leek of hij iets pakte dat er al lag en het per ongeluk liet vallen. Ik zag het en hij keek me aan. Hij wist dat ik het had gezien. Gaf een shotje aan zijn vrouw die het in haar bierblikje goot en dronk. Hij bood mij er één aan, maar ik nam het niet. Hij bood me bier aan, maar ik nam het niet. Hij kwam naast me zitten en vertelde vrolijke positieve verhalen over de speler in hun kindertijd. Het leek onschuldig. Maar gedurende het feest zag ik hem met spullen van de speler het huis uit lopen en nu bleek hij iets te hebben achtergelaten waar de speler bang van werd.
Hij was nu grondig aan het schoonmaken. Gooide veel weg. Alle geopende verpakkingen.
“Eet hier niets uit een verpakking die al open is. Daar kan iemand iets in gedaan hebben.”
Ook kruiden uit de keukenkasten gingen weg.
“Die kan ik nieuw kopen, dan weet ik dat ze veilig zijn. Voordat je hier iets eet moet je bidden en god vragen om niet vergiftigd te worden.”
Hij zat in zijn badjas in elkaar gedoken in de koude kamer.
“Heb je het niet koud?”
“Jawel, maar ik heb geen geld om het warm te stoken.”
“Trek dan wat aan. Die badjas is veel te koud in dat koude huis.”
“Ik moet nog baden. Ik moet schoonmaken en dan baden.”
“Is die vrouw geweest?”
“Welke vrouw.”
“Die van de begrafenis. Die van de reiniging.”
“Welke bedoel je.”
“Waren er meer vrouwen?”
“Nee, ik weet niet, die van de kerk.?”
“Heb jij iets met zo veel vrouwen dat je het niet meer weet?”
“Nee hoor. Ik doe die dingen niet.”
“Die voodoo vrouw van dat reinigingsritueel. Je ging een nieuwe man worden.”
“Ach, het is allemaal rotzooi. Die vrouw zou hier wat komen doen met haar doekjes en dingetjes en toen begon ze over dat ze zo veel kosten had. Ik denk, ja ja. Het gaat om doekoe. Ze wil alleen maar geld.”
“Je gaat het niet doen?”
“Ik heb gebaad. Dat spul had ik al gekocht toch? Ik heb dat geld al uitgegeven. Maar ze wilde meer. Vrouwen willen altijd geld.”
“Niet altijd. Niet allemaal.”
“Jawel, alle vrouwen. Het gaat ze altijd om geld.”
“Ik ben ook een vrouw.”
“Jij ook. Ik moet jou ook betalen. En ik zal je betalen.”
“Je betaalt alleen terug wat je geleend hebt.”
“Ja, dat moet ik betalen, maar jij betaalt nooit iets.”
“Ik neem veel voor je mee dat je niks kost.”
“Je geeft alleen wat je gratis krijgt.”
Ik pakte wat spullen in zijn huis, dingen die ik hem gegeven had. Zette dat voor zijn neus neer.
“Je doet me tekort. Dit zijn een paar dingen die ik voor je heb gekocht. Die heb ik je gegeven. Daar heb jij niets voor hoeven betalen. En er is meer dat ik je gaf. Toen je niet te eten had heb ik eten voor je gekocht. Nu ik zelf gratis eten krijg, geef ik jou ook. We eten er samen goed van. Aan eten hebben we bijna geen kosten meer. Als ik zie dat je koffie op is, dan koop ik koffie. Dat krijg ik niet gratis, maar ik drink vaak koffie bij jou, dus als ik zie dat het op is, neem ik dat ook mee. Soms geef ik spullen, soms leen ik je iets om te gebruiken. Wat ik je leen wil ik terug. Als je me vraagt iets te gaan kopen dan moet je betalen wat het kost. Die douchekraan moest je zelf betalen. Ik betaal niet het opknappen van je huis. Maar ik vraag je nooit zomaar om geld. Dat moet je niet zeggen, dan doe je me tekort. Niet doen. Doe me niet tekort. Als jij alleen kan waarderen wat geld heeft gekost, dan ben jij het die alleen om geld geeft.”
Hij bleef even stil.
“Je hebt gelijk. Mijn verontschuldiging. Ik had dat niet moeten zeggen. Je hebt me terechtgewezen. Dat moet ik accepteren. Dank je wel. Jij deelt met de liefde van god.”
Hij ging verder:
“Surinaamse vrouwen willen altijd geld, geld en meer geld. Ik hoef haar niet in mijn huis. Wat gaat ze komen doen dan. Een hele hoop rotzooi gooien, viezigheid sproeien, lopen mompelen en gillen. Nee hoor. Ik hoef het niet. Ik trap er niet meer in.”
“Je bent genezen.”
“Wat bedoel je?”
“Je gelooft geen hocus pocus meer. Je hoeft geen heilige olie van de priester en geen flessen water van de winti vrouw. Je bent er van verlost.”
“O, zo. Ja hé?”
“Ze zal het zo niet bedoeld hebben, maar het had wel effect. Je bent toch een nieuwe man geworden want je trapt er niet meer in.”
“Die vrouw heeft me laten zien dat winti bedrog is. Ze heeft me genezen. Nee, jij hebt me genezen. Jij hebt het me laten zien. Prijs god.”
(tekst © Vlierbloesem)
(Muziek © Monti kriyoro)
Alles wat ik hier schrijf is een verzameling moment opnames en niets is blijvend.
LikeGeliked door 1 persoon
Lekker leeg laten dat huis. Kan niemand ongezien dat soort rommel achterlaten. Maar ongevraagd spullen meenemen, dat is ordinair stelen.
LikeGeliked door 1 persoon
Als iets achter een kastje wordt gegooid ontdek je dat meestal niet snel. Toevallig (?) had die voodo dame gezegd dat hij alles grondig moest schoonmaken.
LikeLike
Op sommige punten lijkt hij inderdaad veranderd ,maar is dat een moment opname of permanent. Johmar
LikeGeliked door 1 persoon